Aimé Fierens
Mijn werk vertrekt vanuit de wisselwerking tussen het zien en niet-zien, het wel of niet-tonen, het ‘censureren’ van beelden. Zo ontstaat er een spel tussen het begrippenkader van de beeldende kunst en de hedendaagse conditie, waarin beladen noties als de sokkel of het kader naast een smartphone camera, of commerciële prints bestaan. Zo ontstaan bijvoorbeeld afdrukken die gebrekkig zijn, maar tegelijk een eigen en nieuwe beeldtaal bezitten. Een methode die zich laat beschrijven als een destructieve creatie of, vice versa, een creatieve destructie. De technische en materiële gevoeligheid van dit werk veronderstelt een georkestreerde chaos, die contingenties toelaat en als zodanig nieuw werk mogelijk maakt. Niet enkel vertonen mijn installaties en sculpturen sporen van het eigen maakproces, ook de transport en montage van het werk manifesteert zich opnieuw in de presentatie. Het werk toont een proces dat niet afloopt in het atelier, maar in de galerie of het museum. Het weerspiegelt op die manier ook de kunstwereld en de verhoudingen die daar op het spel staan. Met mijn werk tracht ik zo ook de coulissen van de kunstwereld te verkennen, net als een film off-screen elementen kan suggereren zonder deze expliciet te maken. Deze werkwijzen vormen voor mij een methodiek om referenties te vertolken en een weg te banen doorheen het monoliet van beelden waarmee we vandaag de dag overspoeld worden.
Der Fetischismus des Künstlers
De tendens omtrent de archivering en representatie van kunstwerken binnen de beeldende kunst dient van dichterbij bekeken te worden. In het bijzonder wil ik mij richten op hoe het kunstwerk gefetisjeerd kan worden door zijn verhouding tot het archief en de kunstenaar. De centrale vragen in dit onderzoek luiden; Kan het dat een kunstwerk tot een fetisjobject gereduceerd wordt doordat het in een bepaalde houding tegenover de kunstenaar staat? Is het bovendien mogelijk dat de herleiding van een kunstwerk tot louter een plaatsvervangend lustobject gebeurt door zijn presentatie, context en/of appropriatie? In de installatie die de katalysator vormde voor dit onderzoek tracht ik het gegeven van het archief en de kunstenaars-collectie sculpturaal te benaderen. Ik analyseer de verschillende mogelijkheden omtrent de presentatie en representatie van objecten en kunstwerken. Hierin speelt ‘fetisjering’ een belangrijke rol, aangezien mijn betoog stelt dat het kunstwerk de mogelijkheid heeft in deze representatie (binnen een archief, kunstenaars-collectie, of tentoonstelling) tot fetisj object te worden gemaakt, hierdoor vervalt de positie van het kunstwerk in dat van een plaatsvervangend lustobject en wordt de kunstenaar zélf gefetisjeerd. Deze installatie heeft tot nu toe een dynamisch bestaan geleden, hiermee bedoel ik dat - net als een traditioneel archief - de installatie nooit statisch was, en er continu zaken werden toegevoegd en uitgefilterd. Desondanks richt ik dit project - alleszins tijdelijk - op een finale presentatie, waarin het werk een definitief geheel vormt. Ik voorzie uiteraard de juiste aandacht naar de verschillende stadia die de installatie doorlopen is. Het idee is echter dat ik in de toekomst hier nieuwe interpretaties van presenteer, aan de hand van nieuwe inzichten, referenties, invloeden of vondsten. In mijn paper geef ik het belang (voor mijn eigen praktijk) aan van andere artiesten zoals bijvoorbeeld Marcel Broodthaers. Deze referenties geven mij eveneens een houvast om mijn eigen werk te plaatsen, kunst-historisch maar ook hedendaags.